plaatje

Sterren

Dit is informatie over Sterren.
Een ster is een soort zon. Een ster is superheet. Aan de kleur van een ster kun je zien hoe heet hij is. Gele sterren zijn ongeveer 6000 graden Celsius, rode sterren zijn ongeveer 3000 graden Celsius. Blauwe sterren zijn het heetst, deze sterren kunnen heter zijn dan 30.000 graden Celsius. Elke ster heeft een zwaartekrachtsveld rond om zich heen. Omdat elke ster een zwaartekrachtsveld heeft, trekt hij alles aan wat er op een bepaalde afstand omheen zit. Op grotere afstand gaan dingen, zoals planeten of meteorieten, in een baan om de ster heen draaien. Een ster geeft energie. Sterren geven een bepaalde energie uit (elektromagnetische straling). Hierdoor geeft een ster licht en is deze zichtbaar voor ons vanaf de aarde.

Sommige planeten en lijken op sterren, maar dat is toch niet zo. Een planeet draait om een ster heen. Manen draaien weer om planeten heen. Alles wordt door zo'n ster bij elkaar gehouden. Zo'n ster met planeten en manen noemen we ook wel een planetenstelsel. Onze eigen zon is ook een ster, hij is een gemiddelde ster. Er zijn dus veel sterren die groter zijn dan de zon, maar ook veel die kleiner zijn dan de zon. Het is de ster die het dichtst bij de Aarde staat. Het planetenstelsel waar wij in leven heet het zonnestelsel.
Sterren ontstaan uit gas en stofdeeltjes uit de ruimte, of eigenlijk uit nevels. Soms vormen die stofdeeltjes en het gas samen een hele grote wolk. Die wolk is wel miljarden kilometers groot en dat noemen we een nevel. Ze bestaan grotendeels uit waterstof en helium en deeltjes ijzig ruimtestof. In de nevel komen steeds meer deeltjes en soms worden dat klonten. Een klont kan steeds groter worden. En dan krimpt de klont door zijn eigen zwaartekracht. De klont wordt steeds heter en verandert langzaam in een babyster. Deze inkrimpende gaswolk noemen we ook wel een protoster. Ten slotte wordt het heet genoeg voor een kernreactie. Hierdoor worden waterstof deeltjes door de zwarte kracht uit elkaar getrokken, hierbij hou je helium en een heleboel energie over. Door die energie gaat deze grote gasbol gloeien, en de ster is geboren. Zo'n nevel met nieuwe sterren erin noemen we een sterrennevel. Nevels zijn super koud, maar ze bevatten dus wel alle ingrediënten om een ster te vormen. De geboorte van een ster duurt zolang dat het voor ons onmogelijk is om het hele ontstaan van een ster te volgen. Omdat er op zoveel verschillende plekken in ons sterrenstelsel sterren ontstaan kunnen we van de verschillende fases veel leren over het ontstaan van sterren.

Superreuzen zijn de grootste sterren in het heelal. Deze kunnen wel 100 keer zo zwaar zijn als de zon, en 300.000 keer meer licht geven! De superreuzen zijn eerst blauw, en aan het eind van hun leven worden ze rood. Als al het gas op is van de ster ontstaat er een enorme explosie. Uit deze explosie komt een neutronenster. Een neutron is een heel erg klein deeltje, maar deze neutronensterren zijn toch nog veel zwaarder dan de zon, terwijl ze ook een veel kleiner zijn! Zonachtige sterren zijn wit van kleur (maar ze heten gele-dwerg-sterren) en zijn ongeveer even groot als de zon. Hun leven is ook spectaculair; aan het eind van hun leven begint ook de helium te splijten en brand de ster nog harder deze enorme energie zorgt ervoor dat de zwaartekracht en de energie uit balans komen, hierdoor zwelt de zon op tot wel 250 keer haar originele groten! Uiteindelijk raakt de zwelling ook uit balans de opgezwollen buitenkant schiet weg en wordt een nieuwe nevel. Er blijft een hele kleine witte dwergster over dit is de uitgebranden kern van de zon. Als deze kern helemaal afgekoeld is, verandert de wittedwerg ster in een zwart-dwerg. Het grootste deel van het heelal bestaat uit rode dwergsteren. Dit zijn kleine sterren die lang leven. Aan het eind van hun leven dimmen ze uit en storten in, en blijft er ook een kleine witte dwergster over.